Duurzame inzetbaarheid staat bij steeds meer bedrijven hoog op de agenda. Maar het mentale aspect van duurzame inzetbaarheid blijft vaak onderbelicht, zegt Guido Heezen, directeur van Effectory.
En dat is juist belangrijk bij vijftigplussers. “Benut de kracht van oudere werknemers.”
Volgens Guido Heezen, directeur van Effectory, slaan organisaties de plank nog weleens mis als het gaat om het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. “Naast het fysieke aspect is het mentale vlak heel belangrijk. Juist ook voor de oudere medewerker die nog jaren bij hetzelfde bedrijf blijft werken.”
De invulling van het duurzaam inzetbaar maken stelt directies voor vragen, zegt Heezen. “Het is een containerbegrip. Directies denken snel ‘daar moeten we ook wat mee’, terwijl ze geen duidelijk idee hebben wat het is. Maar de gemiddelde leeftijd van werknemers stijgt, doordat de pensioenleeftijd omhoog gaat. Jonge medewerkers hoppen van baan naar baan, maar vijftigplussers doen dat veel minder en hebben minder perspectief op een andere baan. Dus die blijven bij de organisatie waar ze werken.”
Fit en mobiel
En dat werken duurt steeds langer. “Vroeger had je Henk van 55 die op zijn 62e met de VUT werd gestuurd. Nu gaat diezelfde Henk geen zeven jaar, maar bijna twee keer zo lang doorwerken bij hetzelfde bedrijf, waar hij ook nog eens steeds meer is gaan verdienen. In onze cultuur zijn we namelijk nog gewend dat iemand wordt afgerekend op het aantal dienstjaren en niet zozeer op toegevoegde waarde. Organisaties hebben dus te maken met een groeiende groep kostbare medewerkers die wat ouder zijn en minder mobiel. Je moet proberen die zo lang mogelijk ‘fit for the job’ te houden – en dan niet alleen lichamelijk fit – maar je moet ook hun mobiliteit stimuleren. Duurzame inzetbaarheid en mobiliteit zijn sterk met elkaar verbonden.”
Eigen verantwoordelijkheid bij duurzame inzetbaarheid
Het beleid van werkgevers wordt steeds rationeler. Medewerkers die niet meer functioneren, gaan naar een plek waar ze wel functioneren of verlaten het bedrijf. Heezen: “Van elke medewerker wordt steeds meer verwacht dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen inzetbaarheid. Het wordt harder”. Daar komt bij dat de verzorgingsstaat langzaam verdwijnt. De wetgeving hobbelt hier nu nog enorm achter aan. Bedrijven zijn nu nog lang verantwoordelijk voor medewerkers. Daardoor zie je veel bedrijven regelgeving ontwijken. Bij organisaties die hun verantwoordelijkheid wél nemen is duurzame inzetbaarheid echt een issue, in combinatie met mobiliteit.”
Meer dan een fruitmand
Maar wat doen deze bedrijven nu werkelijk aan duurzame inzetbaarheid? “Sommige bedrijven zetten een fruitmand neer, andere pakken het grondiger aan en vragen zich af hoe ze een interessant bedrijf kunnen blijven. Verantwoordelijkheden worden daarbij steeds meer bij medewerkers gelegd. Daar is veel discussie over. Mag je als werkgever zeggen dat een medewerker ongezond bezig is? De fysieke gezondheid staat in de belangstelling, maar het mentale vlak blijft onderbelicht. Bedrijven hebben er ook belang bij dat een medewerker goed in zijn werk staat. Een bevlogen medewerker die met plezier naar zijn werk gaat is drie- tot viermaal productiever dan een collega die zich elke dag naar het werk sleept. Uit onze onderzoeken blijkt dat bevlogen medewerkers bovendien veel positiever oordelen over hun ontwikkelingsmogelijkheden, vitaliteit, werk, capaciteiten en arbeidsomstandigheden dan niet bevlogen medewerkers. Investeren in het mentale aspect loont.”
Daarbij is de verhouding tussen jongere en oudere werknemers anders geworden, zegt Heezen. “Vroeger had je een leerling-gezelverhouding. De ouderen leerden de jongeren. Nu verandert het werk veel sneller. Zoals het werk eerst werd gedaan, is niet meer zoals het nu wordt gedaan. Je moet continu vernieuwen en verversen. Maar mensen houden graag vast aan wat voor hen werkt.”
Persoonlijke ontwikkeling
Organisaties worden ook steeds platter, met minder managementlagen. Dat heeft zijn weerslag op doorgroeimogelijkheden. “Waar het vroeger vanzelfsprekend was dat een goede medewerker manager werd, is dat carrièrepad nu minder logisch”, geeft Heezen aan. “Zelfs nu zitten bedrijven nog volgepropt met managers. Vaak zien we dat deze groep vasthoudt aan oude gewoontes en onvoldoende beschikt over nieuwe vaardigheden en technieken. Als de organisatie hierdoor langdurig onvoldoende presteert, zal dit leiden tot reorganisaties. Die vormen een soort aardbeving die funest is voor het vertrouwen van de medewerkers. Je moet dat zien te voorkomen door continu in beweging te blijven. Blijf naast vakgerichte opleiding investeren in de persoonlijke ontwikkeling van medewerkers. Succesvolle organisaties zien we dit doen. Denk aan time management, NLP, respectvol confronteren of mindfulness. Doe aan jobrotation. Werk flexibeler, meer op projectbasis en minder met vaste structuren.”
Waarom doen we wat we doen?
Mensen en dus ook medewerkers hebben zes basisbehoeften. Werkgevers zorgen sowieso wel voor de eerste vier daarvan: zekerheid door een contract, onzekerheid door werknemers uit te dagen, connectie door teamuitjes en significantie door promotie te bieden. “Maar de laatste twee worden onderbelicht: groei en een bijdrage leveren. Mensen stoppen bij een bedrijf op een gegeven moment met groeien en op het leveren van een maatschappelijke bijdrage wordt in mijn ogen veel te weinig ingespeeld. Terwijl dat steeds belangrijker wordt. Veel organisaties hebben moeite met het aantrekken van talent. Jongeren kiezen steeds vaker voor een bedrijf dat iets bijdraagt aan de samenleving. Elk bedrijf heeft iets toe te voegen, maar ze vergeten het vaak te benoemen: waarom doen we wat we doen?”
Tip! Lees ook: werknemer is beste organisatieadviseur
Daarom is het belangrijk om feedback te blijven ophalen bij medewerkers: wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat je optimaal kunt presteren? “Hiervoor bestaat tegenwoordig speciaal duurzaam inzetbaarheidsonderzoek. Medewerkers voelen zich dan serieus genomen, gaan nadenken over hun werk en leveren zinvolle input”, besluit Heezen. Dat geldt ook voor de ouderen: “Die zijn helemaal niet zo dwars als bedrijven vaak denken. Hun kracht kun je benutten.